zondag 31 juli 2011

Scheiding-jojo

Soera 2:226-232

Het vorige onderwerp was het breken van eden. Nu een speciale toepassing: het breken van eden met betrekking tot het huwelijk. Het zal duidelijk worden: de islam geeft mannen een hoop macht.
226. Voor hen die zweren hun vrouw niet meer aan te raken, geldt een termijn van vier maanden. Als ze zich bedenken, zowaar, Allah is vergevingsgezind en genadig.
Gezien het vervolg gaat het hier om scheiding van tafel en bed, voorafgaand aan een echte scheiding. De man bepaalt hier wat er gebeurt, Allah stelt alleen de termijn in. De vrouw speelt geen enkele (actieve) rol.
227. Maar als ze vastbesloten zijn tot scheiding: Allah hoort en weet alles.
De slotformule "Allah hoort en ziet alles" zal wel betekenen dat de zaak hiermee beklonken is. Allah wikt, de man beschikt...

En nu? Is de man nu vrij van zijn vrouw en de vrouw van haar man? Niet helemaal, dat wil zeggen de vrouw is nog niet vrij:
228. Gescheiden vrouwen moeten zich gedurende drie maandelijkse perioden afzonderen. Het is onwettig voor haar als zij verbergt wat Allah in haar moederschoot heeft gemaakt, als zij in Allah en de Laatste Dag geloven. Hun echtgenoten hebben het recht haar in de periode terug te nemen, als zij hereniging wensen. En zij (de vrouwen) hebben vergelijkbare rechten tegenover hen (de mannen), voor zover dat redelijk is, maar het (recht) van mannen gaat boven hun recht. (...)
Als de vrouw in de drie maanden na de scheiding ineens zwanger blijkt, mag de man haar dus nog terugnemen, maar hij hoeft dat niet te doen. De vrouw heeft zo te zien niet het recht het een of het ander te eisen of te weigeren. De rechteloosheid van de vrouw is in feite compleet.
228. (...) Allah is machtig en wijs.
Het lijkt er meer op dat de man oppermachtig is, een macht die hij uiteraard verdient vanwege zijn wijsheid... Toch lijken er wel grenzen te zijn aan wat de man zich kan veroorloven:
229. Een scheiding is slechts tweemaal toegestaan (...)
Dus als een vrouw een keer is weggestuurd en teruggehaald (en dus inmiddels minstens één kind heeft), kan ze daarna nog maar één keer worden weggestuurd en dan is ze van die vent af. Of niet?
229. (...) daarna moet je haar, in harmonie, houden of haar op een vriendelijke manier laten gaan. (...)
Nou heb ik me kennelijk verteld. De man mag zijn vrouw dus tweemaal wegsturen en terughalen, daarna mag hij haar houden of haar nog een keer wegsturen, maar dan "op een vriendelijke manier". In dat geval is de vrouw dus eigenlijk driemaal gescheiden. Het stel heeft dan inmiddels minstens twee kinderen; wat daarmee moet gebeuren lezen we hier niet. Hoewel, het zou kunnen dat het volgende daar toch iets over zegt.
229. (...) Jullie (mannen) hebben niet het recht (dan) iets terug te pakken (van jullie vrouwen) van wat jullie aan haar gegeven hebben (...)
Eens gegeven, blijft gegeven, zouden wij zeggen. Het zou zelfs redelijk zijn als de vrouw die wordt weggestuurd iets extra's meekreeg, bijvoorbeeld om elders een nieuw bestaan op te kunnen bouwen. Maar de moslimvrouw mag dus al blij zijn als ze voor vertrek niet wordt uitgeschud. In beschaafde landen mogen niet alleen de persoonlijke cadeautjes niet worden afgepakt, maar moeten zelfs de gemeenschappelijke bezittingen eerlijk worden verdeeld en moet de meestverdienende bovendien nog lange tijd alimentatie betalen. Om te voorkomen dat we appels met peren vergelijken kunnen we er echter beter de Bijbel bij halen. Hoe is het in het christendom geregeld?
1 Kor. 7:11-12. Maar de gehuwden beveel ik – niet ik, maar de Heere – dat een vrouw niet zal scheiden van haar man; en als zij toch gaat scheiden, moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen – en dat een man zijn vrouw niet zal verlaten.
Hier is weliswaar enig verschil te zien tussen de instructies aan mannen en vrouwen: vrouwen mogen niet weggaan en mannen mogen hun vrouw niet wegsturen. Daarnaast gedoogt dit vers scheiding "van tafel en bed", misschien om de vrouw te beschermen (want voor de man is niets geregeld). Maar dndanks dat Paulus, de schrijver van deze brief, wel eens voor vrouw-onvriendelijk wordt versleten, staan vrouwen er in deze brief eigenlijk niet slechter voor dan mannen, terwijl in de Koran mannen het recht krijgen met hun vrouw te sollen terwijl hun vrouwen met lege handen staan.

Goed, we waren dus zover dat vrouwen bij hun derde en laatste vertrek niet mogen worden uitgeklopt, maar zelfs op die regel heeft de Koran een uitzondering:
229. (...) behalve als beide partijen vrezen dat ze zich niet zullen kunnen houden aan de door Allah gegeven grenzen (...)
Wat voor grenzen zouden er worden overschreden als de vrouw er met haar eigen spulletjes vantussen gaat? Ik kan hier geen zinnige suggesties bedenken, behalve dat de schrijver hier doelt op de kinderen, die door de man aan de vrouw zijn "gegeven". Hier begeef ik me natuurlijk op glad ijs, en met tegenzin, maar het zou deze uitzonderingsregel wel wat begrijpelijker maken. Voor de weggestuurde vrouw kon het namelijk wel eens heel moeilijk worden om voor haar kinderen te zorgen, zo heel alleen, zonder huis en zonder bron van inkomsten. Dan gebeuren er ongelukken en worden er "grenzen van Allah" overschreden. Nu moeten er anderen aan te pas om te besluiten wat er moet gebeuren:
229. (...) Als jullie vrezen dat zij zich niet zullen kunnen houden aan de door Allah gegeven grenzen, dan hebben ze beiden geen schuld als zij iets opgeeft voor haar vrijheid. Dit zijn de door Allah gegeven grenzen. Overtreed die niet, want wie de grenzen van Allah overtreedt is onrechtvaardig.
Wat de koranschrijver ook met dat "iets" in gedachten had, het is in elk geval de vrouw die iets moet inleveren voor haar  vrijheid. Over de vrijheid die de man krijgt wordt niet gepraat, laat staan dat hij daar iets voor over moet hebben. De Koran is op dit gebied volmaakt partijdig.

Alsof dit alles nog niet genoeg is, komt de Koran vervolgens met een regel die werkelijk ongehoord is.
230. Als hij van haar scheidt mag hij dus niet opnieuw met haar trouwen tot ze met een andere man is getrouwd en hij van haar is gescheiden. Dan is het voor hen beiden geen zonde als ze weer samenkomen, als ze denken dat ze de grenzen van Allah in acht kunnen houden. Dit zijn de grenzen van Allah. Hij maakt ze duidelijk aan hen die kennis hebben.
Het is nu in elk geval duidelijk dat de grenzen van Allah op een nogal vreemde plek liggen.

Er volgen nog twee verzen over dit onderwerp, maar die veranderen er niet veel meer aan.

woensdag 27 juli 2011

Een eed van niks

Soera 2:224-225


De verzen 224 en 225 gaan over het zweren van een eed, maar eerst moeten we vers 223 nog afmaken. Het eind dat vers leek namelijk niet al te best te passen bij wat eraan voorafging (en helaas past het ook niet goed bij wat erop volgt).
223. (...) En weet dat je hem (Allah) zult ontmoeten. En breng goed nieuws aan de gelovigen.
Bij nader inzien passen de laatste twee zinnen niet eens goed bij elkaar. Dat moslims zich volgens de regels moeten gedragen omdat ze Allah anders zullen "tegenkomen" is een begrijpelijk dreigement, maar welk goed nieuws krijgen de gelovigen vervolgens te horen? We komen het niet te weten. We gaan maar door met vers 224.
224. Laat Allah geen hindernis voor je zijn, doordat je bij zijn naam gezworen hebt, bij het goeddoen, je (religieuze) plicht vervullen, of vrede sluiten tussen mensen. Allah hoort en weet (alles).
225. Allah zal je niet ter verantwoording roepen als je een ondoordachte eed gezworen hebt; het gaat om wat je je in je hart hebt voorgenomen. Allah is vergevend en genadig.
Vers 224 betekent in feite dat de eed van een moslim niet veel waard is: verschillende andere zaken gaan er bovenuit, zaken die stuk voor stuk nogal vaag en rekbaar zijn. Vers 225 zwakt de kracht van een eed nog verder af, en beloont mensen die maar raak zweren. Want als je bij het zweren niet goed hebt nagedacht kom je er wat Allah betreft mee weg als je je eed later weer breekt. Deze verzen samen betekenen zo ongeveer dat een eed tot niets verplicht, tenzij het toevallig goed uitkomt.

Voor moslims èn niet-moslims is dit iets om in de oren te knopen.

dinsdag 26 juli 2011

Erop!

Soera 2:222-223

Uit andere verzen van deze soera kregen we al de indruk dat vrouwen door de schrijver niet voor vol worden aangezien. De verzen 222 en 223 bevestigen dat beeld: vrouwen zijn een gebruiksvoorwerp en Allah besluit hoe daarmee omgegaan moet worden. Laten we ze maar eens lezen:
222. Ze stellen je vragen over menstruatie. Zeg: het is een ziekte, blijf dus vandaan bij vrouwen in deze periode, totdat ze weer schoon zijn. Maar als ze zich heeft verschoond, benader haar dan weer zoals Allah je heeft opgedragen. Want Allah houdt van hen die zich geregeld tot hem keren en die ervoor zorgen schoon te blijven.
223. Jullie vrouwen zijn jullie akkers, dus ga naar je akker wanneer je wilt, en stuur iets goeds vooruit voor je ziel, en pas op voor Allah. (...)
Het woord voor "ziekte" wordt nogal verschillend vertaald, bijvoorbeeld als "onreinheid" of "iets onaangenaams". Maar waar het in vers 222 om gaat is het tweede deel: het zijn de mannen die schoon moeten blijven en de mannen die de heilige plicht hebben hun vrouw(en) te bestijgen zodra de periode weer voorbij is. Wie nog denkt dat anders te moeten lezen is na vers 223 uitgetwijfeld: de mannen bepalen wanneer ze hun vrouw beklimmen, het lijkt er niet op dat vrouwen nee mogen zeggen of zelf het initiatief mogen nemen.

Merkwaardig (en een beetje duister) is het tweede deel van vers 223, waar lijkt te staan dat de mannen een goede daad moeten verrichten voordat ze tot "de daad" overgaan. Alsof seks iets slechts is dat met iets goeds moet worden gecompenseerd. En ja, als vrouwen worden behandeld zoals de Koran het hier voorschrijft, dan kunnen we het daar wel mee eens zijn.

zondag 24 juli 2011

Liever een slavin

Soera 2:221

De volgende regels komen oppervlakkig gezien overeen met het spreekwoord "twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen!". Maar de Koran zou de Koran niet zijn als er in dit vers niet een addertje onder het gras zou zitten.
221. Huw geen ongelovige vrouwen totdat zij geloven, want, zeker, een gelovige slavin is beter dan een ongelovige vrouw, zelfs als ze je bevalt. (...)
Het egocentrisme spat er vanaf. Het gaat er kennelijk om wat goed is voor de moslim-man. Is er geen vrije gelovige vrouw beschikbaar? Dan maar een onvrije gelovige vrouw! Altijd prijs. Maar wat zou er gebeuren als er later toch een gelovige vrije vrouw voorbij komt, of de vrije ongelovige een "gelovige" wordt? Schaffen we de slavin dan af, of nemen we die vrouw er gewoon bij?

Heeft de Koran ook instructies voor een vrouw die moet kiezen tussen een ongelovige man en een gelovige slaaf? Natuurlijk niet, maar vervang slavin door slaaf en vrouw door schoonzoon, en dan krijg je dit:
221. (...) Huw ook niet uit aan ongelovigen totdat zij geloven, want, zeker, een gelovige slaaf is beter dan een ongelovige (schoonzoon), zelfs als hij je bevalt. (...)
Kan een moslimman ook beschikken over een schoonzoon zoals hij over een slavin beschikt? Of over een slaaf? Hier worden appelen met peren vergeleken - dat krijg je ervan.
 221. (...) Deze nodigen je uit in het Vuur, maar Allah nodigt je uit in de Tuin, met zijn genade en vergeving. Hij maakt zijn tekenen duidelijk voor de mensheid, zodat zij eraan zullen denken.
De neiging tot het trekken van parallellen wordt de schrijver nu echt fataal. Het (onbedoelde) effect van deze vergelijking is namelijk dat de "ongelovigen" op één lijn komen te staan met Allah! Dat de "ongelovigen" "uitnodigen in het vuur" is trouwens smaad. De koranschrijver heeft inderdaad genade en vergeving nodig, maar niet van Allah...

zaterdag 23 juli 2011

Wees wijzer

Soera 2:220
220. (...) Ze stellen je vragen over (wat te doen met) wezen. Zeg: Het beste om te doen is hun (materiële) zaken te behartigen. Als je hun zaken verenigt met de jouwe, dan zijn ze (als) broers. Maar Allah kan onderscheid maken tussen de man die verspilt en de man die streeft naar groei. (...)
De koran stelt hier de norm voor voogdijschap. Merkwaardig genoeg is er weinig aandacht voor de persoon van de wees maar meer voor zijn bezittingen. Of de voogd dat goed doet, is alleen ter beoordeling van Allah. In Nederland is een voogd niet zo soeverein:  hij moet jaarlijks verantwoording afleggen aan een vrederechter en hij mag niet zomaar over het geld van de wees beschikken. Een Nederlandse voogd is wel verantwoordelijk voor het welzijn van de wees (waar de koranschrijver zich geen zorgen over maakt) en hij wordt ook nog op de vingers gekeken door een toeziend voogd (die de koran niet kent). Als wees ben je onder de islam aan de goden overgeleverd...  
220. (...) Als Allah dat gewild had, zou hij het je ook moeilijk hebben kunnen maken. Allah is machtig en wijs.
Ja, het is voor de voogd zo inderdaad wel makkelijk geregeld. Alleen, is de bedenker van zo'n regeling nu machtig en wijs, of eerder slap en kortzichtig? U mag het zeggen.

donderdag 21 juli 2011

Zuipen en gokken

Soera 2:219
219. Ze stellen je vragen over drank en kansspelen. Zeg: in beide zit grote zonde en (enige) opbrengst voor de mensen, maar de zonde is groter dan de opbrengst. (...)
De koran suggereert hier dat er op enig moment mannen waren die zich hardop afvroegen of het nuttigen van alcoholische versnaperingen en het leggen van een kaartje met geld op tafel wel te rijmen zijn met de islam. Het antwoord van Allah's buikspreker is nogal diplomatiek en tegelijkertijd nogal oppervlakkig, "de schade is groter dan het nut". Bij kansspelen bijvoorbeeld is de schade namelijk precies gelijk aan het nut, alleen is het nut en de schade ongelijk over de gokkers verdeeld. Bij drank is er pas noemenswaardige schade bij overmatig gebruik. Er is wel een groot gevaar, namelijk verslaving, zodat sommigen misschien maar beter geheelonthouder kunnen zijn en geen dobbelstenen in huis kunnen halen. Je zou dus mogen verwachten dat de koranschrijver Allah laat zeggen dat bij gebruik van beiden matigheid en voorzichtigheid op zijn plaats zijn, of zoiets. Vers 219 gaat echter op teleurstellende wijze verder:
219. (...) Ze vragen je hoeveel ze (eraan) mogen uitgeven. Zeg: "Wat je niet nodig hebt".
Voor een verslaafde is dit een inhoudsloze aanwijzing, en voor de rest betekent dit ook niet veel. Als je het geld dat je niet direct nodig hebt aan drank en gokken besteedt, ben je niet bepaald verstandig bezig. Wie toevallig veel geld over heeft kan ziek worden en verslaafd raken terwijl de minder gefortuneerden sowieso beter spaarzaam kunnen zijn. Kortom, deze 'norm' is niet al te best en lijkt bovendien volledig voorbij te gaan aan de analyse in het begin van dit vers, namelijk dat drank en gokken meer kwaad dan goed doen. Was het niet consequenter geweest als de Koran dan had geadviseerd de drank door de gootsteen te spoelen en de kaarten te gebruiken tegen het wiebelen van de tafel?

Potsierlijk tenslotte is de rest van dit vers (en het begin van het volgende), waarin de schrijver de loftrompet steekt op de zojuist gesproken Grote Wijsheden:
219. (...) Zo maakt Allah je zijn openbaringen duidelijk, zodat je je kunt bezinnen [220] op het leven en het hiernamaals.
Zou er van die bezinning veel terechtkomen tijdens het uitslapen van je roes of bij het verbrassen van de zojuist op je dronken maten buitgemaakte winst? Ik zou wel eens willen weten hoe moslimgeleerden anno nu dit soort verzen interpreteren...

woensdag 20 juli 2011

Vechten

Soera 2:216-218

De verzen die nu volgen zijn wel de meest opruiende van soera 2. Ik zeg het maar meteen: het gaat hier niet om overdrachtelijke strijd maar om fysieke confrontatie, het voeren van oorlog:
216. Vechten is je opdracht, hoewel je er niet van houdt. Maar waar je niet van houdt kan goed voor je zijn, het kan ook zijn dat je van iets houdt dat slecht voor je is. Allah weet het, jij weet het niet.
Hier wordt blinde gehoorzaamheid geëist, zoals past bij een militaire commandostructuur. De commandant is hier Allah zelf, en de soldaten worden niet geacht mee te denken.
217. Ze stellen je vragen over vechten tijdens de Heilige Maand. Zeg: vechten daarin is een ernstige zaak, maar het is ernstiger in de ogen van Allah om mensen af te houden van de weg van Allah, hem ontkennend, van de heilige moskee, en zijn mensen daaruit te verdrijven. Vervolging is erger dan doodslag. (...)
Die laatste zin komt ons bekend voor uit vers 191, maar het gaat ons meer om de zinnen die daaraan vooraf gaan. Het merkwaardige ethische principe dat Allah hier hanteert is dat het kwaad van een ander je eigen kwaad kan goedmaken. Het kwaad van de ander is hier onderdrukking van de islam, het eigen kwaad is het vechten in de heilige maand (is dat erg?) en anderen over de kling jagen. Voor mijn gevoel is vooral dat laatste nogal overdreven, gezien wat er tegenover staat. Misschien voelde de schrijver dat diep van binnen ook wel zo, vandaar het vervolg van dit vers waarin de 'vijand' wordt weggezet als zó bedreigend dat de moslims met de rug tegen de muur lijken te staan:
217. (...) En zij zullen niet ophouden tegen jullie te vechten totdat ze je van het geloof hebben afgebracht, als ze dat kunnen. (...)
Hier zijn twee dingen van te zeggen. Joden en Christenen hebben in hun heilige boeken niet staan dat aanhangers van een ander geloof met geweld moeten worden bestreden totdat die anderen van hun geloof af gebracht zijn. De koranschrijver maakt de tegenpartij dus zwart. Aan de andere kant roept vers 216 moslims wel degelijk op ten strijde te trekken tegen mensen die de islam tegenwerken. Deze agressieve opstelling is meer dan tactiek, het is een geloofsartikel, eentje waarvan anderen ongetwijfeld graag zouden zien dat moslims dat afzweren.
217. (...) En wie van zijn geloof afstapt en sterft in zijn ongeloof, die is als degene wiens werk niet alleen in dit leven maar ook in het hiernamaals voor niets is geweest. Zij hebben recht op het Vuur, en daarin zullen ze blijven.
Dit tekstgedeelte, zo direct volgend op het voorgaande over religieus gemotiveerd geweld, lijkt te zeggen dat een moslim naar de hel gaat als hij het onjuist vindt geweld te gebruiken tegen mensen die de islam tegenwerken. Soera 3:167 zegt dat ook, namelijk dat wie niet mee wil vechten zo goed als een ongelovige is. Het zou zomaar kunnen dat verzen zoals deze de gewelddadige en militaristische trekjes van de islam verklaren.

zondag 17 juli 2011

Weer wel wezen maar geen weduwen

Soera 2:215
215. Ze vragen je wat ze zouden moeten weggeven. Zeg: goede doelen om aan te geven zijn ouders, familie, wezen, armen en zwervers. En wat je aan goed doet, Allah weet het!
Zie ook de koranverzen 2:83 en 2:177. We hebben dit rijtje goede doelen al tweemaal eerder zien langskomen, met kleine variaties. We vonden het vreemd dat in de lijst de wezen wel, maar de weduwen niet worden genoemd. Ook in dit vers ontbreken zij weer; we kunnen toeval zo langzamerhand wel uitsluiten.

Verder is er over dit vers niet veel te zeggen, behalve dus dat het een herhaling is en dat het tussen verzen staat die andere onderwerpen behandelen - maar dat laatste is eigenlijk geen uitzondering.

zaterdag 16 juli 2011

Onmisbare narigheid

Soera 2:214

In vers 212 lazen we dat het leven de ongelovigen toelacht, de gelovigen dus kennelijk niet. Dit vers doet er nog een schepje bovenop. Dat rotleven is niet alleen onvermijdelijk, het is zelfs onmisbaar! Als je tenminste in de hemel wil komen...
214. Of denk je dat je de Tuin zal binnengaan terwijl jou nog niet zoiets is overkomen als hen die vóór jou zijn gestorven? Leed en vijandigheid werden hun deel, ze werden door elkaar geschud als bij een aardbeving, tot de profeet en zijn medegelovigen zeiden: "Wanneer zal de hulp van Allah komen? Die hulp is vast nabij!"
Wil een moslims in het hiernamaals goed terecht komen, dan zal hij leed en vijandigheid moeten ondervinden. Maar wat nou als dat niet vanzelf gaat? Moet hij zich dan zó gaan gedragen dat hem dat alsnog overkomt? Bevat de Koran ook aanwijzingen om dat felbegeerde doel te behalen? Het antwoord daarop moet bevestigend zijn. Wantrouw alle niet-moslims. Verdenk ze van het slechtste, ook al wijst niets daarop. Sla erop als ze je dwars zitten. Vecht! Ja, zo moet het wel lukken.

Bijbelse geschiedenis in één vers

Soera 2:213

Vers 213 staat nogal los van de rest (net als het vorige vers trouwens), zodat we het maar beter apart kunnen behandelen.
213. De mensheid was één natie, en Allah stuurde profeten als brengers van goed nieuws en waarschuwingen. (...)
De geschiedenis volgens de Koran is uniek maar eenvoudig. Het doet wat denken aan de geschiedenis volgens de Bijbel waar de hele mensheid zich concentreert rond Babel. Volgens de Bijbel grijpt God daar in zodat er onenigheid ontstaat en de mensen zich verspreiden, zoals Zijn bedoeling was. Maar volgens de Koran grijpt Allah juist in omdat er onenigheid is. Zijn ingrijpen bestaat uit het sturen van verschillende soorten profeten en een boek:
213. (...) En met hen stuurde hij het Boek met waarheid, om bij meningsverschillen vast te stellen wie er gelijk heeft. Maar de mensen die het ontvingen verschilden daarover van mening, ondanks de heldere bewijsstukken, door hun koppigheid. Allah leidde de gelovigen door zijn genade tot de waarheid met betrekking tot hun meningsverschillen. Allah leidt wie hij wil op het rechte pad.
Het aantal vragen dat je bij dit vers kunt bedenken is groot. Over welk boek gaat het hier? Wanneer werd dat gestuurd, en aan wie? In welk opzicht verschilden de mensen van mening over dit boek? Welke zijn die heldere bewijsstukken? Wat is volgens de schrijver "de waarheid" waartoe de gelovigen werden geleid? Wie waren die gelovigen trouwens? En last but not least: welke criteria legt Allah aan om te bepalen wie wel en wie niet op het rechte pad geleid zullen worden, of is hier sprake van willekeur en misschien zelfs van omkoperij?

Op elk van deze vragen is natuurlijk best een antwoord te bedenken, wat islamitische korancommentatoren dan ook ongetwijfeld al hebben gedaan. Maar wij hadden het toch liever uit de eerste hand, dat wil zeggen in de Koran zelf willen lezen. Onnodig te herhalen dat we dat wel kunnen vergeten, want dit vers is afgelopen en de schrijver gaat over op een ander onderwerp. Alweer.

vrijdag 15 juli 2011

Rotleven

Soera 2:212


In dit stukje nemen we één vers onder de loep. Het sluit min of meer aan op vers 204, maar niet op het vorige vers (211), en ook niet op het volgende.

In vers 204 lazen we over het type mens dat in het leven veel moois ziet, terwijl de koranschrijver daaraan allerlei kwaad toedicht. Daar staat het type van vers 207 dan tegenover: de gelovige die zijn leven (dat volgens de koranschrijver dus toch al zuigt) opoffert voor Allah. Het volgende vers belicht deze zaken nog eens opnieuw van een iets andere kant.
212. Het leven lacht de mensen toe die het geloof verwerpen, en zij bespotten de gelovigen. Maar de oppassenden zullen boven hen staan op de dag van de opstanding. En Allah deelt onbeperkt uit aan wie hij wil.
Zoals we wel vaker zien lijkt het laatste deel van dit vers niet al te best te passen bij de rest. Want wanneer krijgen de gelovigen dan iets, in deze wereld of op de dag van de opstanding pas?

Het eerste deel van dit vers is echt onzin. Was het maar waar. Er zijn helaas miljoenen niet-moslims met een rotleven. Het tweede deel, dat de moslims uiteindelijk boven de niet-moslims zullen staan, zou in principe nog waar kunnen zijn. Maar ik denk eerlijk gezegd dat het niet zo zal lopen.

Het woord 'liefde' is hier nog niet gevallen. Graag had ik gezien dat moslims werden opgeroepen goed te zijn voor iedereen, uit liefde voor mensen of desnoods uit liefde voor God die die mensen kennelijk heeft gewild. Dat thema vinden we wel in het christendom. Het is onbegrijpelijk dat de islam, de religie die er prat op gaat de vroegere Bijbelse tradities in ere te herstellen, dat wezenlijke punt kennelijk helemaal heeft gemist.

donderdag 14 juli 2011

Duister

Soera 2:209-211
209. Maar als je terug glijdt nadat de duidelijke bewijsstukken aan je zijn overlegd, weet dan dat Allah machtig is en wijs.
De "bewijsstukken" of "wonderen" van de islam bestaan, naar het zich laat aanzien, uitsluitend in woorden. De Koran is zogezegd een boek vol "wonderen" (ayat), maar "duidelijk" zijn die niet bepaald. In feite is veel in dat boek nogal duister - zonder kennis van de Bijbel zouden we er nog minder van begrijpen. De Koranschrijver neigt dus naar duisterheid, en wel in meer dan één opzicht:
210. Wachten ze er dan op tot Allah naar hen toe komt in de schaduw van de wolken, met de engelen? (...)
De schrijver verraadt zich hier op twee manieren. Vermoedelijk heeft de schrijver gehoord over de volgende uitspraken van Jezus, waar die over zichzelf spreekt:
Mattheüs 16:27. Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met Zijn engelen (...)
Marcus 13:26. En dan zullen ze de Zoon des mensen zien komen in de wolken, met grote kracht en heerlijkheid. 
De Koranschrijver veranderde hieraan twee dingen. Hij laat niet Jezus, maar Allah komen, en niet in de wolken of op de wolken, maar in de schaduw van de wolken. Met het eerste probeert hij de christelijke verwachting belachelijk te maken, met het tweede laat hij zijn eigen duistere voorkeuren doorschemeren. In zijn beleving verschijnt Allah namelijk in de schaduw, niet in het licht en al helemaal niet als een licht.

Na het sarcastische intermezzo van vers 210 pakt de schrijver de draad weer op en maakt duidelijker wat hij bedoelt met dat 'terug glijden':
211. Vraag de kinderen van Israël hoeveel duidelijke bewijzen Wij ze hebben gegeven. Maar wie iets verandert aan de gunst die Allah hem heeft verleend... Allah straft zwaar!
Is dit niet huiveringwekkend? De 'bewijzen' voor het gelijk van de islam zijn 'gunsten' waar zeer voorzichtig mee moet worden omgesprongen, anders zwaait er wat!

De tradities willen dat de geschriften van de joden voor zover die de islam tegenspreken afwijken van het origineel dat met de Koran in harmonie zou zijn geweest. Alleen hebben moslims daarvoor letterlijk geen snipper bewijs, wat toch wel als een reusachtig gemis moet worden gevoeld. De idee dat joden fout zitten en moslims goed, wordt dus eigenlijk alleen 'bewezen' doordat de Koran dit beweert.

woensdag 13 juli 2011

De vrome

Soera 2:207-209

In vers 204 begint de koranschrijver een (volgens hem) verkeerd soort mensen te beschrijven, maar in vers 207 gaat het over de goede soort. De bewoordingen zijn vergelijkbaar, waarmee de tegenstelling wordt onderstreept:
207. En onder de mensen is er een ander die zichzelf verkoopt ten bate van het genoegen van Allah, en Allah is zeer gesteld op aan hem toegewijden.
Dit lijkt trouwens op een christelijk thema, namelijk waar Jezus zegt:
Lukas 9:24. Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. [25] Want wat baat het een mens heel de wereld te winnen en zichzelf te verliezen of zelf schade te lijden? [26] Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben, voor hem zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij zal komen in Zijn heerlijkheid en in die van de Vader en in die van de heilige engelen.
Het gaat hier niet over zelfmoord of zoiets, maar over het openlijk aanhangen van Jezus, wat in die tijd (en trouwens ook in andere tijden) neerkwam op politieke zelfmoord: een respectabele maatschappelijke positie kon je dan wel vergeten.

Terug naar de Koran. Bedoelt de schrijver in vers 207 hetzelfde? Ik denk toch van niet. Ten eerste heeft de schrijver het niet over maatschappelijk aanzien, ten tweede plaatst hij de vrome moslim tegenover de levensgenieter. De vrome moslim is dus iemand die het aardse leven haat, of er tenminste afstand van neemt. Deze vrome is een asceet, een kluizenaar. Maar dat is iets anders dan wat uit Lukas 9 spreekt.
208. O gelovige, ga in onderwerping [islam] met je hele hart, en volg niet de stappen van de boosaardige [shaitan], hij is voorwaar een openlijke vijand.
Zo, is de "shaitan" een "openlijke" vijand? Bij dit woord kunnen wij denken aan hedendaagse islamitische begrippen als "de grote shaitan" en "de kleine shaitan" waarmee respectievelijk de VS en Israël worden bedoeld. Maar ja, die staten waren er nog niet toen de Koran werd geschreven. De Koran doelt ongetwijfeld op bij het Hebreeuwse begrip s-t-n, de (bovenmenselijke) tegenstander van God. Deze satan is echter met het oog niet zichtbaar en is dus een verborgen vijand.

Kan de schrijver soms geen onderscheid maken tussen verborgen en openlijk, tussen duister en duidelijk? Het volgende vers is dan wel heel ironisch:
209. Maar als je terug glijdt nadat de duidelijke bewijsstukken aan je zijn overlegd, (...)
Met die "duidelijke bewijsstukken" moet de koranschrijver wel iets anders bedoelen dan de Koran zelf, want dat boek is zelden duidelijk en bewijst ook niet veel, behalve misschien dat de schrijver behept was met een aantal onaangename trekjes zoals een neiging tot overdreven achterdocht en zwartgalligheid. In de volgende verzen zullen we nog meer bewijzen vinden voor zijn hang naar het duister.

maandag 11 juli 2011

Vandaal

Soera 2:204-206

Direct na de instructies over hoe lang je na de bedevaart op de eindbestemming moet blijven, begint de schrijver aan een drie verzen durend partijtje kwaadsprekerij. Kennelijk past dat goed bij de islamitische bedevaart. Afgeven op anderen is ook veel leuker dan zelf het boetekleed aantrekken, nietwaar? Eens zien wie er nu weer de klos is.
204. Onder de mensen is er één van wie het spreken over het leven van deze wereld aangenaam verrast, en hij roept Allah op tot getuige over wat er in zijn hart is, toch is hij de taaiste van de tegenstanders.
De formulering van dit vers is wat ingewikkeld, maar waar het op neerkomt is dat moslims moeten uitkijken met mensen die positief zijn over het leven, vooral als ze godsdienstig zijn: met zulke lui kon je als moslim wel eens heel veel last krijgen. We vinden in de Koran wel meer zulke verzen, zoals 3:28 waar moslims de opdracht krijgen 'ongelovigen' alleen als vrienden te nemen om ze in de gaten te kunnen houden. Niet-moslims zijn volgens de Koran namelijk niet te vertrouwen, hoe aardig en godsdienstig ze ook zijn. Als dat geen laster is, dan is het in elk geval smaad. Maar de koranschrijver heeft nog méér:
205. Wanneer hij je de rug toekeert zal hij ernaar streven overal in het land onheil te stichten, gewassen te verwoesten en vee te doden. En Allah houdt niet van onheil.
Het laatste deel van dit vers klinkt wat koddig, maar de rest is natuurlijk heel ernstig. Je vraagt je af waarom de schrijver er niet nog wat schepjes bovenop heeft gedaan, bijvoorbeeld 'moord en doodslag' of 'plunderingen'. Ik vermoed - maar nou doe ik misschien ook aan kwaadsprekerij - dat dat te maken heeft met de tradities die zeggen dat de troepen van Mohammed zelve moordend en plunderend door het land gingen. En wat Mohammed deed kon natuurlijk niet slecht zijn. Mohammed stichtte ook geen onheil, maar heil: de islam immers.

Maar kan de van wandaden betichte levensgenieter nog op het rechte pad, dat wil zeggen op het pad van de islam gebracht worden? De koranschrijver weet wel beter:
206. Wanneer tegen hem gezegd wordt: "wees Allah-vrezend", dan brengt trots hem tot misdaad. Hem past de hel, een slechte rustplaats!
Alle gekheid op een stokje: als je leest wat de koranschrijver goed en slecht vindt, dan snap ik wel dat mensen er trots op zijn geen moslim te zijn. Dat gedreig met hel en verdoemenis neem je dan op de koop toe, zolang het tenminste maar bij dreigen blijft. Maar passages zoals vers 191 zijn wat dat betreft geen geruststelling...

donderdag 7 juli 2011

Bedevaartsinstructies (2)

Soera 2:197-203
198. (...) Dan, als jullie in een menigte van Arafat afdalen, denk aan Allah bij het heilige monument, en denk eraan hoe hij jullie heeft geleid, hoewel jullie vroeger op een dwaalspoor zaten.
Zo te zien is Arafat een berg of heuvel dichtbij het "heilige monument", waarbij moslims aan de Ka'aba in Mekka zullen denken. En inderdaad is er een heuvel bij Mekka die Arafat heet. Het "heilige monument" is dan een gebouw in Mekka waarin zich een zwarte steen bevindt waaraan magische eigenschappen worden toegedicht. Maar hoe een geblakerde steen het absolute centrum van de islamitische bedevaart kan zijn is ons een raadsel.

Misschien was het "heilige monument" in de tijd van de koranschrijver wel heel ergens anders, en de berg Arafat dus ook. De Koran sluit het niet uit, want in dat boek lezen we niets over een heiligdom in Mekka of over een heilige steen. Enfin, we gaan verder met de eindspurt van de bedevaart:
199. Dan, haast je vanaf de plaats waar de menigte vooruit snelt, en vraag vergeving aan Allah. Zeker, Allah is vergevingsgezind en genadig.
Als iedereen rent kun je maar beter meerennen, en bij voorkeur in dezelfde richting, anders word je onder de voet gelopen nietwaar? En waarvoor moeten die renners vergeving vragen? Voor wat ze tijdens de pelgrimstocht hebben uitgespookt, of gewoon in het algemeen? En kan dat vergeving vragen alleen dáár? De Koran grossiert in onbegrijpelijke rituelen.
200. En als jullie je religieuze handelingen hebben verricht, gedenk dan Allah zoals jullie aan jullie vaders denken, maar dan levendiger. (...)
Wat moeten we hiervan zeggen? We wensen de moslims die deze opdracht krijgen een bovenmenselijk inbeeldingsvermogen...

Zonder duidelijke inleiding krijgen we dan halverwege dit vers een intermezzo met twee voorbeelden van ontoelaatbare gebeden.
200. (...) Er zijn er die zeggen: "Onze Heer, geef ons in deze wereld!" - zij zullen in het hiernamaals niets hebben.
201. En er zijn er die zeggen: "Onze Heer, geef ons het goede in deze wereld en in het hiernamaals, en bescherm ons voor de kwelling van het vuur!"
202. Zij zullen hun verdiende loon krijgen, en Allah is snel in het opmaken van de rekening. 
Is dit nou een uitwerking van het Nederlandse gezegde: "kinderen die vragen worden overgeslagen"?!  Nee erger: deze mensen vragen iets goeds, en krijgen van Allah iets slechts. Het is niet erg om te pakken wat je pakken kan (vers 198), maar erom vragen...?! Foei!

Zou de Bijbel aan God ook zo'n karakter toeschrijven? Eens zien:
Mattheüs 7:9-11 (...) is er iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt? Of als hij hem om een vis vraagt, zal hij hem een slang geven? Als u,  die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.
Het zijn dit soort verschillen waardoor je de indruk krijgt dat de Allah van de Koran toch niet helemaal dezelfde is als de God van de Bijbel.

Nog één vers gaat de Koranschrijver door over de pelgrimstocht. Wij gaan nog even mee.
203. Gedenk Allah tijdens de daarvoor aangewezen dagen. Maar als iemand na twee dagen al vertrekt, dan is dat voor hem geen zonde, en voor wie langer blijft is dat geen zonde, als hij tenminste oppassend is. Vrees Allah, en bedenk dat je met hem verenigd zal worden.
Dit soort vreemde halfzachte regels - is het aantal aangewezen dagen nou twee of meer? - kan bijna niet anders verklaard worden dan door aan te nemen dat sommige belangrijke lieden het na twee dagen wel welletjes vonden. Aan de andere kant is het dan natuurlijk ook niet erg als anderen langer blijven. Natuurlijk.

woensdag 6 juli 2011

Bedevaartsinstructies (1)

Soera 2:197-203

In het vorige vers konden we lezen over de verplichting tot het volbrengen van de bedevaartstocht naar de heilige moskee, met als vervangende dienstplicht: het sturen van geschenken. In de verzen die volgen lezen we nadere instructies. Maar zoals zo vaak biedt de Koran eigenlijk weinig houvast.
197. De pelgrimstocht valt in de welbekende maanden (...)
Kijk, dat bedoel ik nou. Stel dat je weet wanneer de Hadj gehouden moet worden, wat heb je dan aan deze mededeling? Aan de andere kant, als je niet weet over welke maanden het hier gaat, wat heb je dan aan deze mededeling? Enfin, we gaan verder:
197. (...) Als iemand van plan is gedurende deze maanden de pelgrimstocht te aanvaarden, laat er dan onderweg geen seks zijn of geflirt of geruzie. Als je goed doet, weet dan dat Allah het ziet. Tref voorzieningen voor jezelf; de beste voorziening is immers het afweren van het kwaad. Vervul je plichten jegens Mij, o mannen van begrip!
Ik vind dit een beetje vreemd. Stel dat je met geloofsgenoten een lange (voet)reis gaat maken, zijn dan geruzie en seks onderweg de grootste gevaren voor de vrome? Mij lijken de problemen meer te liggen op het vlak van verzorging, bevoorrading en verdeling van lasten. Misschien ontstaat daar dan wel ruzie uit, maar dat kun je proberen te voorkomen door heldere regels. Maar dat is misschien te veel gevraagd.
198. Het is voor jou geen zonde als je de gaven van jouw Heer zoekt (...)
Deze tekst is nogal raadselachtig. Pickthal denkt dat het hier over winst uit handel gaat, maar de andere vertalers houden zich op de vlakte. Het zou namelijk ook kunnen dat hier stroperij wordt bedoeld of het ophalen van goederen uit de omgeving, al dan niet goedschiks. Wat je zou verwachten van een stoet vromen is dat ze voldoende proviand van huis meenemen of anders geld om onderweg het nodige te kopen. Maar vers 198 wijst in een andere richting: Allah "zorgt" onderweg voor de pelgrims met "gaven" waarvoor de reizigers zich niet hoeven te schamen als ze die "ontvangen".

zondag 3 juli 2011

Lopen of anders...

Soera 2:196
196. Maak de pelgrimstocht en breng het bezoek voor Allah. Maar als je verhinderd bent, breng dan een offer van wat voorhanden is, en scheer je hoofdhaar niet af tot het offer de plaats van bestemming bereikt. En wie ziek is of iets aan zijn hoofd heeft [zodat hij zich moet scheren, vert.], die moet als losgeld een tijd vasten, armen te eten geven of een [ander] offer brengen. Wie de reis dan in veiligheid later alsnog kan beginnen, moet een offer brengen dat hij kan betalen, en als dat niet lukt moet hij tijdens de reis drie dagen vasten en nog zeven erna, in totaal tien dagen. Dat geldt voor hen van wie het gezin niet bij de Heilige Moskee is. Vervul je plichten jegens Allah en bedenk dat Allah streng straft.
We zien hier een regel met vier uitzonderingen. De regel is: ga naar de Heilige Moskee en breng er een bezoek (anders krijg je straf). Op die regel is één uitzondering, of misschien twee, waarop dan weer twee uitzonderingen zijn, of misschien één. Hoe dan ook, de uitzonderingen betekenen allemaal het brengen van een offergave, hoewel dit allemaal (of een deel ervan) niet geldt voor (tijdelijke?) heiligemoskeebewoners. Ik weet niet hoe het u vergaat, beste lezer, maar hier kan ik geen chocola van maken.

We krijgen de indruk dat de vroege islam een oud joods gebruik heeft afgestoft dat vanwege de sloop van de Tempel in Jeruzalem al zeshonderd jaar buiten gebruik was. Joden werden geacht jaarlijks naar de Tempel in Jeruzalem te gaan om de uittocht uit Egypte te herdenken. Daarnaast waren er trouwens nog twee jaarlijkse nationale samenkomsten in Jeruzalem: het Wekenfeest (oogstfeest) en het Loofhuttenfeest.

Maar moslims gaan niet naar Jeruzalem, tenminste tegenwoordig niet meer, en ze gedenken in Mekka niet de uittocht uit Egypte, noch de omzwervingen in de Sinaï of het begin van de oogst. Het is een bedevaartstocht - maar waaraan verdient Mekka de komst van alle moslims, onder bedreiging met strenge straf nog wel? Mekka was toch de stad van de afgodendienst waar Mohammed volgens de tradities zo'n bezwaar tegen maakte?

Boze tongen zouden kunnen beweren dat die religieuze verplichting maar één doel dient, namelijk het overeind houden van de verder betekenisloze woestijnstad Mekka, zowel in religieus als in materieel opzicht. Het zou mij niet verwonderen als de eerste bazen van de islam toevallig in Mekka residentie hielden.