woensdag 18 juli 2012

Quislings

Soera 3:113-115
113. Ze zijn niet (allemaal) hetzelfde: van het volk van het Boek is er een partij die staat. Zij declameren de tekenen van Allah (zelfs) 's nachts en zij aanbidden (hem).
De 'tekenen van Allah' zijn, zoals algemeen wordt aangenomen, de verzen van de Koran. Als deze bijzondere mensen van het Boek de Koran niet voordragen om die te bekritiseren, zoals in deze artikelenreeks, dan hebben we het hier toch over moslims, of niet? Volgens de Koranschrijver zijn joden en christenen dus alleen goed als ze moslims zijn. Maar dan kunnen ze niet ook nog het judaïsme of het christendom aanhangen: het is het één of het ander. De Koran maakt bijvoorbeeld op verschillende plaatsen heel duidelijk dat Jezus niet de zoon van God was, dat God überhaupt geen zoon heeft en dat Jezus trouwens ook niet aan een kruis stierf.
114. Zij geloven in Allah en de laatste dag, zij roepen op tot de deugd en verbieden wat verkeerd is...
In vers 104 krijgen bepaalde moslims dezelfde opdracht. Dus als de mensen die de schrijver noemt geen moslims zijn, dan zijn het in elk geval lui die de wetten van de moslims aan de rest opleggen. Zulke bondgenoten zijn natuurlijk zeer gewenst, zodat de schrijver ze graag in het zonnetje zet:
114. (...) Zij haasten zich tot het doen van goede werken; zij zijn van de rechtvaardigen.
115. En het goede dat ze doen zal niet worden ontkend; Allah kent de oppassenden. 
Je vraagt je toch af in welk opzicht deze mensen van 'normale' moslims verschillen. Maar daar doet de schrijver verder geen mededelingen over. De volgende verzen gaan namelijk weer over de ontkenners, en over de straffen die hen te wachten staan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...